In 2018 ging het project SAFEMANURE van start op vraag van het DG Environment. Daarin onderzoekt het Europees Joint Research Center (JRC) criteria die gerecycleerde meststoffen uit dierlijke mest in staat zouden stellen om kunstmest te vervangen en vervolgens boven de limieten van de Nitraatrichtlijn zouden kunnen toegepast worden.
De Nitraatrichtlijn legt vast dat er niet meer dan 170 kg dierlijke stikstof (N) per hectare per jaar op het veld mag worden verspreid. Dat beperkt de hoeveelheid van het gebruik van dierlijke mest en producten afkomstig van dierlijke mest (bv digestaat). Het SAFEMANURE project onderzoekt onder welke voorwaarden stikstof die uit dierlijke mest wordt gerecupereerd een verwaarloosbare impact op het milieu heeft. Hiervoor zou er in de toekomst een uitzondering op de Nitraatrichtlijn kunnen gelden. Indien dit zou toegelaten worden, zou dat enerzijds het principe van circulaire landbouw ten goede komen. Anderzijds zou dat ook een CO2-besparing kunnen betekenen omdat de productie van kunstmest redelijk CO2 intensief is.
Het JRC doopte gerecupereerde meststoffen uit dierlijke mest die aan de voorwaarden voldoen tot “RENURE” van “recovered nitrogen from manure” (gerecupereerde stikstof uit mest). Volgende voorwaarden worden voorgesteld om RENURE te kunnen zijn:
- De verhouding van minerale N op het totale N-gehalte moet ≥ 90% zijn.
OF: - De verhouding van totale organische koolstof (TOC) op het totale N-gehalte moet ≤ 3 zijn.
80% van de stalen van de dunne fractie van digestaat (na centrifugatie en/of efficiënte verwijdering van vaste stoffen) die in het kader van het project werden onderzocht, voldeden aan deze vereisten.
RENURE meststoffen mogen bovendien volgende waarden voor zware metalen niet overschrijden:
- 300 mg koper (Cu) per kg droge stof
- 1 mg kwik (Hg) kg droge stof
- 800 mg zink (Zn) per kg droge stof
De waarden voor kwik zorgden voor problemen voor de dunne fractie digestaat na doorgedreven scheiding waar waarden van 2,9 mg kwik per kg droge stof werden gemeten.
Er is nu al geweten dat onder bepaalde omstandigheden er een risico voor ammoniakale emissies is. Bijzonder gevoelig zijn RENURE meststoffen met < 40% van de totale N in de vorm van nitraatstikstof (NO3-N) en RENURE meststoffen op bodems met een hoge pH (> 5). Hiertegen moeten maatregels genomen worden om emissies te voorkomen. Dit geldt ook voor de opslag van RENURE.
Ammoniumzouten en mineraalconcentraten scoren nog beter dan de dunne fractie digestaat. De resultaten van SAFEMANURE wijzen voor alle drie op een groot potentieel om in de toekomst biogebaseerde kunstmestvervangers te worden.
Hiervoor moeten echter nog enkele hindernissen overwonnen worden. Zo is de technologie voor de recuperatie van nutriënten tegenwoordig nog redelijk duur. Ook moet de Nitraatrichtlijn worden aangepast omdat RENURE meststoffen nog niet als kunstmest worden erkend. En ‘last but not least’ zijn de resultaten van de studie nog niet definitief. Deze dagen is er een expert-meeting waarop de criteria voor het end-of-mest statuut ter discussie staan.