eigen_frontfoto

Vlaamse superministerraad: Impact op de biogassector

Op de Vlaamse superministerraad van afgelopen vrijdag (20/07/2018) zijn een aantal principiële beslissingen genomen die ook invloed hebben op toekomstige biogas- en biomethaaninstallaties. Voordat deze beslissingen definitief worden ingevoerd, dient er eerst nog advies ingewonnen te worden bij de bevoegde instanties. Biogas-E geeft een overzicht van de belangrijkste wijzigingen die op til zijn.

Wijziging call groene warmte, restwarmte en biomethaan

Bij de aanvraag van investeringssteun voor de opwerking van biomethaan, zal een minimaal productieniveau gegarandeerd moeten worden door de indiener. Concreet zullen installaties bij de prinicipeaanvraag een minimale productiehoeveelheid moeten opgeven voor de eerste tien jaar na indienstname. Indien na tien jaar het beoogde productieniveau niet behaald wordt, zal de toegekende steun teruggevorderd worden in verhouding met het tekort aan biomethaanproductie. Niet alleen de minimale productie zal een belangrijke vereiste zijn, ook de verwachte CO2-besparing zal doorslaggevend zijn voor de toekenning van een subsidie. De CO2-besparing zal berekend worden door de minimale productie over tien jaar te vermenigvuldigen met een standaard conversiefactor van 182,37 ton CO2/GWh.

Ingediende projecten zullen gerangschikt worden op basis van hun kostenefficiëntie en hun CO2-efficiëntie. De kostenefficiëntie is gebaseerd op de hoogte van het gevraagde steunpercentage. De aangevraagde steun wordt, samen met via andere kanalen verkregen steun, uitgedrukt in een totaal steunpercentage van de in aanmerking komende kosten. De CO2-efficiëntie wordt berekend door de verkregen CO2-besparing te delen door de in aanmerking komende kosten. Op de manier wordt de CO2-besparing per geïnvesteerde euro berekend. De best scorende projecten komen eerder in aanmerking voor de steuntoekenning.

Na de toekenning van de investeringssteun moet de steungerechtigde installatie aan een aantal deadlines voldoen om de steun niet te verliezen. Binnen het jaar na toekenning moet de procedure voor het bekomen van een MER of een omgevingsvergunning zijn opgestart en binnen de twee jaar moet(en) deze zijn bekomen. De opzuiveringsinstallatie moet ten laatste vier jaar na goedkeuring in gebruik worden genomen. In het nieuwe ontwerpbesluit kunnen in beroep deze termijnen opgeschorst worden, indien de indiener kan motiveren waarom de periode van vier jaar verlengd moet worden.

Als laatste wordt de mogelijkheid geschept om per call nieuwe technologieën toe te voegen, die zo in aanmerking komen voor een investeringssteun. De nieuwe technologie wordt voorafgaand aan de nieuwe call geëvalueerd door het Vlaams Energieagentschap. 

Toekenning groenestroom- en warmtekrachtcertificaten bij directe elektriciteitslijn

Recentelijk werd een versoepeling ingesteld voor de aanleg van directe elektriciteitslijnen en directe gasleidingen (meer info). Biogasinstallaties met een WKK die injecteert op een directe lijn komen nog steeds in aanmerking voor de toekenning van groenestroom- en warmtekrachtcertificaten. Alleen hebben dergelijke installaties specifieke eigenschappen en kosten zoals de heffingskost op het gebruik van de directe lijn, de aanleg van de lijn, de opbrengst uit elektriciteitsafname…, die afwijken van de standaard biogasinstallatie zonder directe lijn. Hierdoor vallen ze niet meer onder de representatieve projectcategorieën voor biogasinstallaties. Dergelijke installaties moeten dus een aanvraag voor steun indienen via een niet-representatieve projectcategorie, zowel voor groenestroom- als warmtekrachtcertificaten. De niet- representatieve projectcategorieën worden uitgebreid met twee biogascategorieën:

  • Nieuwe biogasinstallaties met een bruto nominaal vermogen van meer dan 10 kWe tot en met 20MWe voor de vergisting van mest- en/of landbouwgerelateerde stromen of van andere organisch-biologische stoffen of afvalstoffen.
  • Nieuwe biogasinstallaties met een bruto nominaal vermogen van meer dan 10 kWe tot en met 20MWe voor de vergisting van GFT-afval bij een bestaande composteerinstallatie.
  • Biogasinstallaties op stortgas, en afval- en rioolwater komen niet in aanmerking voor steun, zoals ook geldt voor de representatieve projectcategorieën.    

Referentierendement biomethaan

Het elektrisch referentierendement voor de berekening van de warmtekrachtbesparing bij WKK-motoren op biomethaan wordt gelijkgesteld aan het referentierendement dat van toepassing is voor fossiele WKK’s. Het elektrisch referentierendement bij installaties aangesloten op een spanningsnet met nominale spanning hoger dan 15 kV wordt vastgelegd op 55%. Voor installaties aangesloten op een spanningsnet met nominale spanning lager of gelijk aan 15 kV, is het referentierendement 50%.

Datum publicatie